beklaagde, vertegenwoordigd door Meester Tulkens Piet, advocaat te Antwerpen
loco Meester De Cock Peter, advocaat te Brasschaat.

Beklaagd als hebbende te Antwerpen op 23 februari 2017

A) als weggebruiker of bestuurder van een voertuig op de openbare weg. nagelaten te hebben zich te gedragen naar de verkeerstekens en wegmarkeringen, regelmatig naar de vorm, voldoende zichtbaar en overeenkomstig de voorschriften van het algemeen reglement op de
politie van het wegverkeer aangebracht, namelijk: het verkeersbord B1 (voorrang verlenen). (art. 5 en 67 van het KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg; art. 29§1 Iid3 en 38§1.3° van de wet betreffende de politie over het wegverkeer – KB tot coordinate van 16 maart 1968))

B) als weggebruiker of bestuurder van een voertuig op de openbare weg, nagelaten te hebben zich te gedragen naar de verkeerslichten, verkeersborden en wegmarkeringen, regelmatig naar de vorm, voldoende zichtbaar en overeenkomstig de voorschriften van het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg
aangebracht, namelijk: een rood licht of een rode pijl die betekenen dat het verboden is de stopstreep of, zo er geen stopstreep is, het verkeerslicht zelf, voorbij te rijden. (art. 5 en 61.1 1° en 4° van het KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg; art. 29§1 Iid2 en 38§1.3° van de wet betreffende de politie over het wegverkeer – KB tot coordinate van 16
maart 1968))

C) als bestuurder van een voertuig op de openbare weg die naar rechts afsloeg, zijn voornemen niet tijdig genoeg kenbaarte hebben gemaakt door middel van de rechter richtingaanwijzers wanneer het voertuig ervan voorzien is of, zoniet en indien mogelijk, door een teken met de
arm waarbij deze aanduiding moet ophouden zodra de beweging uitgevoerd is (art. 19.2.1 van het KB van 1 december 1975; art. 29§2 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer – KB tot coordinate van 16 maart 1968)

D) als bestuurder van een voertuig op de openbare weg die naar links afsloeg, zijn voornemen niet tijdig genoeg kenbaar gemaakt te hebben door middel van de linker richtingaanwijzers wanneer het voertuig daarvan voorzien is of, zoniet en indien mogelijk, door een teken met de
arm, waarbij deze aanduiding moet ophouden zodra de beweging uitgevoerd is (art. 19.3.1 van het KB van 1 december 1975; art. 29§2 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer – KB tot coordinate van 16 maart 1968)

Gezien de stukken van het dossier en het terzake opgesteld proces-verbaal.

Getet op de conclusies en stukken neergelegd door de beklaagde.

Gehoord het Openbaar Ministerie in zijn samenvatting en zijn vordering.

Gehoord de raadsman van de beklaagde beweringen en verweermiddelen.

Beklaagde vordert de vrijspraak en stelt dat de verbalisant die het proces-verbaal
AN.94.LB.43 23 39 / 2017 dd. 23/02/2017 heeft opgesteld, zelf deelnam aan het verkeer.

Deze opmerking is correct.

Hierdoor geldt het proces-verbaal enkel nog ten titel van inlichting.

Beklaagde heeft de hem ten laste gelegde inbreuken weerlegd en ontkend in zijn verhoor op
18/01/2018.

De repliek van beklaagde werd niet teruggekoppeld naar de verbalisant die het
oorspronkelijk proces-verbaal heeft opgesteld, zodat de inbreuken lastens beklaagde niet
bewezen zijn, zodat beklaagde hiervoor dient vrijgesproken.

En met toepassinq van de hierna aanaehaalde artikels:

WETBOEK VAN STRAFVORDERING: art. 137 138 139 140 145 153 159 163 171 185
Wet van 15/06/1935: art. 2 11 12 14 31 32 34 35 36 37 41
Artikel 2-3-4 van de wet van 26/06/2000
Wet van 19/03/2017
Wet betreffende Politie over het Wegverkeer, gecoordineerd door KB van 16/03/1968: art.
28 29 69bis gewijzigd door de Wet van 07/02/2003 en de Wet van 20/07/2005
Wet van 17/04/1878: art. 3 4

voor de tenlasteleggingen A, B, C, D vrij.
Laat de kosten, tot op heden in hun geheel begroot op 23,63 EUR, ten laste van de Belgische Staat.