Een nieuwe Europese richtlijn betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransactie moet tegen 16.03.2013 in het Belgische recht worden omgezet.
Deze richtlijn vervangt de richtlijn die aanleiding gaf tot de Wet van 02.08.2002 betreffende de betalingsachterstand en die één van de katalysatoren was voor de Wet op de verhaalbaarheid van de kosten en erelonen van de advocaat.
De nieuwe richtlijn wijzigt en verstrengt de maatregelen die door de vorige richtlijn zijn ingevoerd, waaronder de betalingstermijnen, de rol van de ingebrekestelling, de omvang van de moratoire intresten en de verhaalbaarheid van de invorderingskosten.
Er wordt o.m. om een forfaitaire vergoeding van 40 € voor invorderingskosten opgelegd.

De nieuwe Richtlijn Betalingsachterstand 2011/7/EU van toepassing op betalingen van “handelstransacties”.

Zowel transacties tussen ondernemingen als transacties onderneming en overheidsinstanties worden hieronder begrepen.
Ook de nieuwe richtlijn is van toepassing op alle betalingen tot vergoeding van handelstransacties.
Voor wat betreft betalingstermijnen tussen ondernemingen onderling, blijven de partijen in principe bevoegd om de betalingstermijn te bepalen en geldt er een termijn van 30 kalenderdagen voor het geval partijen geen betalingstermijn hebben bedongen.
De aanvangsdatum blijft dezelfde, te weten de dag volgend op die van de ontvangst van de factuur.(Indien de dag van de ontvangst van de factuur niet vaststaat, begint de termijn van 30 dagen te lopen op de ontvangstdag van de goederen of diensten.Wanneer de overeenkomst een procedure voor aanvaarding of controle voorschrijft, begint de termijn pas te lopen vanaf de aanvaarding of controle, waarbij partijen vrij zijn om een andere korte of langere betalingstermijn te bedingen op voorwaarde dat de afwijking geen kennelijke onbillijkheid veroorzaakt jegens de schuldeiser)

Om te vermijden dat (artificieel) lange aanvaardings – of verificatieprocedures worden vastgelegd, wordt hun maximumduur wordt dan tot 30 dagen beperkt.
Bij bijvoorbeeld complexe contracten moet een langere termijn uitdrukkelijk worden overeengekomen op voorwaarde dat deze niet kennelijk onbillijk is jegens de schuldeiser.
Indien partijen een betalingstermijn van meer dan 60 dagen wensen te bedingen, mag dit slechts indien er geen sprake is van kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser en moet de overeenkomst dit uitdrukkelijk vermelden.
Onder de wet betalingstermijn zijn er van rechtswege en zonder ingebrekestellingen intresten verschuldigd zodra de contractueel of wettelijke betalingstermijn zijn er van rechtswege en zonder ingebrekestellingen intresten verschuldigd zodra de contractueel of wettelijke betalingstermijn overschreden is.

Deze voorwaarde blijft ongewijzigd onder de nieuwe richtlijn.
Artikel 5 verduidelijkt evenwel dat er geen bezwaar tegen is dat partijen regelingen met betalingen en termijnen overeenkomen.
In dergelijke gevallen moeten de intresten en de vergoedingen bepaald door de richtlijn uitsluitend worden berekend op de achterstallige bedragen.
Onder de Wet Betalingsachterstand was voor het eerste semester 2012 een intrestvoet van 8% voorzien.
De intrestvoet is te rekenen vanaf de vervaldatum van de facturen.
Het blijft mogelijk voor partijen om een andere intrestvoet te bedingen, al kunnen deze afwijkingen in sommige omstandigheden worden herzien.
De moratoire intrestvoet bij handelstransacties heeft naast een schadevergoedend karakter ook tot doel de schuldenaar tot betaling aan te zetten.
Artikel 2.6 van de Nieuwe Richtlijn vermeerdert de intrestvoet met 1%.
Voorts is de vrijheid van partijen om een andere intrestvoet te bedingen nog meer aan banden gelegd.
Betalingsachterstanden tussen ondernemingen onderling worden beteugeld met de “intresten voor betalingsachterstand”, zodat de partijen de mogelijkheid hebben om een andere intrestvoet overeen te komen dan de wettelijke intrestvoet voor betalingsachterstand, dit rekening houdende met de herzieningsbevoegdheid van de rechter.
Voor wat betreft de vergoeding van buitengerechtelijke invorderingkosten (bijvoorbeeld kosten van aanmaning en administratie), zijn deze volgens het gemene recht vergoedbaar mits zij voldoen aan alle voorwaarden voor de vergoedbaarheid van schade.
Dat betekent dat de schade voorzienbaar moet zijn en een onmiddellijk en rechtstreeks gevolg van de wanprestatie.
Het is mogelijk voor de partijen om deze kosten vooraf forfaitair te bepalen via een schadebeding.
Zo’n beding kan worden gecombineerd met een contractuele moratoire intrest.
Beide dekken immers verschillende schadeposten.
Terwijl de intresten enkel betrekking hebben op het renteverlies, heeft het schadebeding betrekking op de kosten en inspanningen gemaakt voor de inning.
Verder zijn er de gerechtelijke invorderingskosten.
Hiermee moet een onderscheid gemaakt worden tussen de gerechtelijke tussenkomst van een advocaat en andere gerechtelijke invorderingskosten.
De eerstgenoemde wordt in het gemene recht via de rechtspleginsvergoeding vergoed.
De andere gerechtelijke invorderingskosten kunnen naast de rechtsplegingvergoeding gevorderd worden indien ze voldoen aan de voorwaarden voor vergoedbare schade.
De Nieuwe Richtlijn legt de verplichting op om ervoor te zorgen dat de schuldeiser die aanspraak kan maken op intresten voor betalingsachterstand, minstens een vast bedrag van 40 € invorderingskosten mag invorderen, waarbij dit bedrag zonder aanmaning verschuldigd is en ongeacht of er effectief een procedure wordt ingesteld.
Ze wordt gecumuleerd met de intrest.
Het bedrag van 40 € is een minimum.
Lidstaten zijn dus vrij om hogere bedragen te bepalen of met een progressieve schaal te werken.

De Nieuwe Richtlijn trad in werking op 16.03.2011 en moet in het interne recht worden omgezet tegen 16.03.2013.
Deze richtlijn heeft wel rechtstreekse werking.
Het staat wel vast, dat de Nieuwe Richtlijn aanpassingen van de Belgische Wetgeving vereist, zoals bijvoorbeeld de verificatie en aanvaardingsprocedures die beperkt worden tot 30 dagen en de beperkingen aan het recht van partijen om termijnen langer dan 60 dagen te bedingen.
Bron:DANG VU TÁM, De Nieuwe Richtlijn Betalingsachterstand Handelstransacties en haar Omzetting in het Belgische Recht:  Mogelijkheid tot vooruitgang inzake (betalings-)achterstand?RW 76 nummer 19 – 05.01.2013, blz. 722 e.v.